Artikel uit Haagsche Courant van 30-07-2003

ACHTERGROND |
Niemand wilde het bedrijf verplaatsen

door Marc Konijn

Het verhaal is inmiddels bekend. Door een uitspraak van de Raad van State hebben ruim honderd woningen in Ypenburg geen bouwvergunning gekregen. Een situatie die nogal wat gevolgen heeft voor de bewoners, de bouwer en de gemeente. De vraag is nu: hoe heeft het zo ver kunnen komen?

De kern van het probleem ligt in de jaren negentig, toen de gemeente Pijnacker besloot om tweeduizend woningen te bouwen aan de Bras. De familie Van der Helm, die daar veel grond in bezit had, werd uitgekocht. Alle aandacht ging uit naar de bouwplannen van de nieuwe wijken Brasserhout en Hout-en-Plantage. Alleen voor de twee bedrijven van de gebroeders Van der Helm, in de hoek van dat gebied, werd geen oplossing gevonden.
En dus vroeg Van der Helm, om de toekomst van zijn bedrijf zeker te stellen, vlak voor de start van de bouw schorsing aan op de bouwvergunningen. De paniek bij ontwikkelaar Van Wijnen en het projectbureau Ypenburg was groot. Na een lange nacht van onderhandelen, op 21 november 2001, kwam er een oplossing. Van der Helm trok zijn schorsing in, zodat de bouw kon beginnen. Het projectbureau en de gemeente zouden zorg dragen voor de verplaatsing van de twee bedrijven naar een andere plek in Ypenburg. Een contract werd getekend.
De volgende dag trok Van der Helm inderdaad de schorsing terug. Het resultaat is daar, want vandaag de dag is de wijk - op twee appartementencomplexen na - zo goed als klaar. Het andere deel van de afspraak werd met aanzienlijk minder ijver aangepakt: de twee bedrijven staan nog altijd aan de Middelweg. Waarom, dat is nu de grote vraag. Alles stond vast in een contract, met harde afspraken, ondertekend door alle hoofdrolspelers.
De officiële verklaring luidt dat een van de bedrijven een geluidshindercirkel heeft, en dat het op de nieuwe locatie zeer nauwkeurig ingepast moet worden. Dat kan tijd vergen, maar twee jaar? Nee, in deze kwestie lijken andere, minder grijpbare zaken een rol te spelen.
Het is een feit dat Herman van der Helm niet veel vrienden heeft in de bouwwereld. Hij verklaart zich in te spannen voor een mooie wijk, maar houdt daarbij wel, zoals hij het zelf zegt, ‘gemeenten en bouwers aan de regels van de wet’. Dat klinkt redelijk, maar de bouwgemeenschap kan zijn bloed wel drinken. Hij vecht voortdurend de kap van bomen aan, is bij iedere inspraak aanwezig en controleert of de bouw wel overeenkomt met de plannen. Een lastpak dus, en ongrijpbaar bovendien omdat hij het spel beheerst. Het is om die reden dat Van der Helm flink wordt ‘teruggepest’. Daarvan zijn voorbeelden te over. Zo wacht Van der Helm al jaren op de bouwvergunning voor de woningen die hij voor zijn kinderen wil bouwen.
In deze atmosfeer is het heel wel denkbaar dat ook de verhuizing van de bedrijven is getraineerd. Daar komt nog eens bij dat de kosten niet bepaald laag zijn; alleen al het projectbureau zou daar bijna twee miljoen euro aan meebetalen. En wat zouden ze daarvoor terugkrijgen? Een onbeduidend loonwerkersbedrijfje aan de rand van een mooie wijk.
Het projectbureau wist al jaren dat er woningen waren gebouwd binnen de hindercirkel van het bedrijf. De gemeente Den Haag wist al vele maanden dat de Raad van State met een uitspraak zou komen. Toch is er geen enkele haast gemaakt met de kwestie Van der Helm. Er kan maar één conclusie zijn. Ze hebben gegokt op een gunstige uitspraak van de Raad van State, op onteigening van het bedrijf. Ze hebben gegokt, en verloren, ten koste van de bewoners die nu in een woning zitten zonder bouwvergunning.