Gemeente-bestemmingsplan-belangenverstrengeling-voorbeeld 2

 

Er is een woonwijk in ontwikkeling. Nadat de huizen zijn gebouwd en binnenkort worden bewoond moeten de woonstraten nog aangesloten worden op een naastgelegen landweg. Hiervoor wordt een tijdelijke aanlegvergunning aangevraagd. Deze aanlegvergunning is nodig omdat er nog geen geldend uitwerkingsplan (bestemmingsplan) is. Als een bestemmingsplan of uitwerkingsplan aangeeft dat er wegen, straten of verbindingen mogen zijn, is er geen aanlegvergunning benodigd voor het uitvoeren van deze werken.

In dit geval was er wel een uitwerkingsplan in procedure, maar hier liepen bezwaren tegen.

Omdat de bewoning van de huizen eerdaags moest gaan plaatsvinden is er in allerijl een opbreek/ aanlegvergunning door de gemeente afgegeven. Deze had een beperkte geldigheidsduur omdat de gemeente er vanuit ging dat binnen die termijn het uitwerkingsplan definitief zou zijn. De procedures lopen echter veel langer en de termijnen worden overschreden. De aansluitingen van de woonstraten op de naastegelegen landweg blijven echter liggen en worden na het verlopen van de vergunning niet weggehaald. De gemeentelijke taak als handhaver blijkt hier weer door belangenverstrengeling met de bouwers niet goed opgepakt te worden.

De uitwerkingsplannen komen bij de Raad van State terecht en deze doet uitspraak dat de aansluitingen niet zouden mogen worden aangelegd omdat er eerst een gedegen onderzoek moet plaatsvinden naar de verkeersafwikkeling over de landweg. (Vernietiging van de bestemming verblijfsgebied VG)

Ook nu worden de dammen niet weggehaald ondanks dat de gemeenteraad hiervoor pleit in een extra ingelaste vergadering. Zie verslag

De gemeente begint met een verkeersonderzoek, maar heeft voordat dit is afgerond al een goedkeuring gevraagd aan de provincie. Het betekent dat de uitslag van het verkeersonderzoek tevoren vaststaat. Het is in dit geval dus geen onderzoek, maar een vergoelijking van al vaststaande standpunten. De gemeente zit blijkbaar met handen en voeten gebonden aan de bouwers en kan zich blijkbaar geen eigen visie veroorloven.

 

Tegen de afgifte van de aanlegvergunning is bezwaar gemaakt door een comité van buurtbewoners. Er is een brief 1 door de bezwarencommissie gestuurd met het verzoek de machtiging te laten zien. Het comité heeft geen wettelijke status. Het is geen stichting of vereniging dus is de secretaris niet bevoegd. De individuele leden sturen eenzelfde bezwaar brief met bevestiging dat zij lid van het comité zijn.

 

Nadat de provinciale goedkeuring is verleend wordt een brief 2 ontvangen van de bezwaarcommissie van de gemeente. (Een jaar nadat de vergunningen zijn verlopen)

 

Deze commissie verontschuldigt zich dat de wettelijke termijnen voor behandeling van het bezwaar zijn overschreden. Maar zij geven aan dat, omdat de einddatum van de vergunning al lang is verstreken, de bezwaarmakers niet ontvankelijk verklaard zijn! Dus als je er als commissie maar lang genoeg over doet, dan worden bezwaarmakers vanzelf niet ontvankelijk verklaard.

 

Hier is de macht van de gemeente op de bezwarencommissie (welke pretendeert onafhankelijk van de gemeente te opereren) helder aangetoond.

 

Tevens wordt het comité van buren niet ontvankelijk verklaard (zie brief 2) omdat zij geen wettelijke status hebben. Dus als een burgernetwerker iets met anderen samen organiseert, dien je altijd, of een officiële organisatie op te richten, of allemaal op eigen titel dezelfde brief te ondertekenen.